Skip to main content

nr4 • 2023 • Een leven in dienst van hoop

37e jaargang nr. 4 (maart 2023)
thema: Let’s talk about Sacks

Jan Jorrit Hasselaar
Een leven in dienst van hoop
Over Jonathan Sacks

Het is november 1990, Highbury Stadium, thuishaven van voetbalclub Arsenal. Jonathan Sacks is net verkozen tot opperrabbijn en George Carey tot aartsbisschop van Canterbury. Iemand ontdekt dat ze allebei gepassioneerde supporters van Arsenal zijn. Een wedstrijd van Arsenal, uiteraard op een doordeweekse dag vanwege religieuze redenen, is dan ook de ideale gelegenheid voor hun eerste oecumenische ontmoeting. De luidsprekers kondigen hun aanwezigheid aan. Er gaat gejuich op. Aan welke kant de supporters van Arsenal religieus ook staan, die avond hebben ze vrienden op hoge plaatsen.

’Een nachtiger tog’, zouden ze in het Jiddisch zeggen. In het Nederlands betekent het zoiets als ‘Het moest zo zijn’. Die avond lijdt Arsenal haar grootste thuisnederlaag in 63 jaar. Ze verliest met 6-2 van Manchester United. De volgende dag plaatst een nationale krant het verhaal en concludeert: ‘Als de aartsbisschop van Canterbury en de opperrabbijn er samen niet in slagen Arsenal te laten winnen, bewijst dit dan niet definitief dat God niet bestaat!’ De volgende dag staat er een reactie van Sacks in de krant: ‘Integendeel, wat het bewijst, is dat God bestaat. Hij is alleen fan van Manchester United.’
‘God schiep de mens, omdat God van verhalen houdt’, een befaamde uitspraak van Jonathan Sacks, ontleend aan Elie Wiesel. Bovenstaand verhaal laat iets zien van Sacks ten voeten uit: spitsvondig, humor, publieke theologie en aansluiten daar waar mensen zijn. Sinds zijn overlijden op de ochtend van Shabbat 7 november 2020 staan de Hebreeuwse letters zt”l achter zijn naam. Deze letters zijn afgeleid van de Hebreeuwse woorden ‘zekher tzadik livrakha’, wat betekent ‘dat de gedachtenis aan de rechtvaardige tot een zegen zij’. Dat het zo mag zijn.

De jonge jaren
Jonathan Sacks, Hebreeuwse naam Yaakov Zvi, is geboren op 8 maart 1948 in een traditionele orthodoxe Joodse familie in de wijk East End in Londen. Aan het einde van de negentiende eeuw is East End de plaats waar veel immigranten zich vestigen, zo ook Sacks’ familie. De familie van de moeder van Jonathan Sacks behoort tot de vroege negentiende-eeuwse pioniers in Palestina. Als ze daar stuiten op vijandigheid van de lokale Arabieren, besluit de overgrootvader van Sacks te vluchten naar Groot-Brittannië (1894). De grootouders van vaderskant van Jonathan Sacks arriveren in Groot-Brittannië op de vlucht voor pogroms en antisemitisme in Polen aan het begin van de 20e eeuw. Het gezin is arm. Louis, Sacks’ vader, moet daarom op zijn veertiende de school verlaten om het gezin te onderhouden. Hij gaat restjes stof verkopen aan Commercial Road in East End. Louisa, de moeder van Sacks, werkt in de wijnhandel van de familie. In 1970 trouwt Sacks met Elaine Taylor. Ze krijgen drie kinderen: Joshua, Dina en Gila en verschillende kleinkinderen.
Als eerste in de familie gaat Jonathan Sacks naar de universiteit. De wortels om Jodendom te verbinden met de wereld, zijn latere thema, vinden we al in zijn studententijd. In de zomer van 1968 trekt hij met een Greyhound busticket, een soort van tienertoer, door de Verenigde Staten en Canada om zoveel mogelijk vooraanstaande rabbijnen te ontmoeten. Twee ontmoetingen maken een blijvende indruk op hem, die met rabbijn Joseph Soloveitchik en die met rabbijn Menachem Mendel Schneerson. De reden hiervoor is dat beide rabbijnen een diep commitment laten zien als het gaat om hun verbinding met de wereld. De twee ontmoetingen veranderen het leven van Sacks. Hij wordt uitgedaagd om zich te verbinden met de wereld en de vragen die daar spelen. In 1973 neemt Sacks afscheid van alles waarvan hij had gedroomd als academicus. Hij begint met de studie van het Jodendom en wil daarvan ook de uniciteit onderzoeken in relatie tot de Westerse filosofie. In 1976 ontvangt hij zijn rabbijnse wijding. In 1978 wordt hij aangesteld als rabbijn van de Golders Green-synagoge. Deze functie bekleedt hij tot 1983 waarna hij rabbijn wordt van de Marble Arch-synagoge in Londen. Voordat hij de functie van opperrabbijn op zich neemt, is hij directeur van ‘s werelds oudste rabbijnse seminarie, nu de London School of Jewish Studies. Sacks is hoogleraar aan diverse universiteiten. In 2005 is hij geridderd als baron Sacks van Aldgate (East End), het gebied waar hij is opgegroeid. Sinds 2009 had hij zitting in het Britse Hogerhuis.

Opperrabbijn
Van 1991 tot 2013 is Jonathan Sacks Opperrabbijn van de Verenigde Hebreeuwse Congregaties van het Britse Gemenebest. In zijn opperrabbinaat kunnen we twee decennia onderscheiden, elk met een eigen focus.
In het eerste decennium richt Sacks zich op het herstel van de interne Joodse gemeenschap. Op het moment van zijn aantreden wordt het joodse leven steeds zwakker in Groot-Brittannië. Sacks schrijft daarover: ‘We hadden veertig jaar lang elke dag tien Joden verloren. Verschillende externe waarnemers schreven dat het Brits jodendom op een pad van langzame maar onvermijdelijke achteruitgang was gezet’ (A Judaism Engaged with the World, 2013, 4). Na zorgvuldige analyse lanceert Sacks een decennium van Joodse vernieuwing. Deze lancering wordt gevolgd door een reeks innovatieve en creatieve gemeenschappelijke projecten als Association of Jewish Business Ethics, Chief Rabbinate Awards for Excellence en een nationaal programma om het joodse gemeenschapsleven te versterken. Limmud is misschien wel de meest opmerkelijke innovatie. Het is een leerretraite van een week waarin zeshonderd verschillende cursussen worden aangeboden voor zo’n drieduizend deelnemers. Vandaag de dag vindt Limmud plaats in meer dan tachtig andere centra buiten Groot-Brittannië, van Los Angeles tot Kaapstad, van Rusland tot Israël.
In zijn tweede decennium als opperrabbijn richt Sacks zich op de vraag hoe kernthema’s in het Jodendom bij kunnen dragen aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. Centraal daarin is de door hem ontwikkelde methode van Torah veḥokmah. Met deze methode weet Sacks op een particuliere wijze vanuit het Jodendom overtuigend en toegankelijk voor velen bij te dragen aan universele thema’s. Sacks ontvouwt hiermee een nieuwe weg voor publieke theologie. Na zijn terugtreden als opperrabbijn zal hij zich verder toeleggen op het verdiepen van het gesprek tussen Jodendom en de wereld.

Torah veḥokmah
Sacks ziet twee dominante posities in het Jodendom, namelijk assimilatie, verbinden met de wereld en je eigenheid verliezen, en segregatie, niet verbinden met de wereld en je eigenheid behouden. Ofschoon beide stromingen goede historische redenen hebben, respectievelijk antisemitisme en opbouw na de Holocaust, vechten ze, volgens Sacks, de strijd uit het verleden en niet die van de toekomst. Sacks is ervan overtuigd dat de uitdaging van het jodendom vandaag de dag is om een tussenpositie te ontwikkelen, namelijk een jodendom dat zich verbindt met de wereld, bijdraagt aan het algemeen belang en tegelijkertijd haar eigenheid behoudt. Sacks noemt deze tussenpositie Torah veḥokmah, twee complementaire manieren om de werkelijkheid te verstaan. Ḥokmah staat voor objectieve waarheid, die zoekt naar een verklaring en met name tot uitdrukking komt in de sociale- en natuurwetenschappen. Torah gaat in essentie over de zoektocht naar betekenis, een particuliere waarheid die opkomt uit de Hebreeuwse Bijbel. In de Bijbelse verhalen gaat het volgens Sacks niet primair over het ontstaan van de wereld of over geschiedenis. Torah dient gezien te worden als een gids bij de vraag naar het goede (samen)leven. Het is een filosofie van het menselijk bestaan onder de soevereiniteit van God.
De betekenis van Torah wordt volgens Sacks met name zichtbaar in het verborgen contra- narratief, het verhaal dat het verhaal aan de oppervlakte omkeert. In de Torah wordt een tegenverhaal zichtbaar door aanwijzingen en discrepanties in de tekst, die bij een eerste lezing nog niet zichtbaar zijn. De zorgvuldige lezer wordt uitgedaagd om de tekst nog eens opnieuw ter hand te nemen en te ontdekken dat er een ander, rijker en complexer verhaal zichtbaar wordt dan men aanvankelijk vermoedde. In het werk van Sacks komen we diverse uitwerkingen van zo’n contra- narratief tegen. Een belangrijke uitwerking betreft het Exodusverhaal.

Exodus                                                                                                                                                  
Wie het Exodusverhaal oppervlakkig leest, zal denken dat het gaat over een God die met tien plagen de slaven uit het Egypte van de farao bevrijdt. Volgens Sacks missen we hiermee de kern van het Exodus. Een zorgvuldige lezing van de tekst laat zien dat er een aantal dubbelverhalen verteld worden. De betekenis daarvan wordt zichtbaar als we deze dubbelverhalen naast elkaar zetten. Zo blijken er bijvoorbeeld twee gevechten te zijn, één onmiddellijk voor, de ander onmiddellijk na het doorkruisen van de Rietzee. Het eerste gevecht is tegen de farao en zijn strijdwagens, het tweede tegen de Amalekieten. Ook zijn er twee versies van de stenen tafels die de openbaring op berg Sinaï weergeven. De eerste versie is voor de episode met het Gouden Kalf (gebroken door Mozes toen hij de berg afkwam), de tweede is nadat het volk vergeving heeft ontvangen voor het Gouden Kalf. Volgens Sacks vindt er in elk van deze gevallen eenzelfde omkering van de verantwoordelijkheid plaats. Het is de beweging van goddelijk initiatief naar menselijk initiatief.
Waarom vertelt het Exodusverhaal dit dubbelverhaal? Het Exodusverhaal laat een perspectief op het goede samenleven zien waarin we het bestaande beginnen te ervaren als een plaats van tekort. Het blijft echter niet bij de realisatie van tekort, maar staat ook voor de mogelijkheid dat de toekomst anders kan zijn. De hele tocht door de woestijn is een leerproces op individueel en collectief vlak. In dit proces van transitie, beter gezegd transformatie, leren direct betrokkenen om in vertrouwen de beelden waarbij ze leven, van zichzelf, de ander en de wereld, te openen en het eigenbelang en het belang van de ander samen te brengen in een gedeeld belang. Zie voor verdere uitleg bijvoorbeeld Sacks’ commentaar Exodus: boek van de bevrijding (2019, pp. 207-215).
Torah, inclusief de Exodus, is volgens Sacks geen waarheid die opgeslagen ligt in boeken over toen en daar. Het dient een levende waarheid te zijn. In elke tijd dient het verhaal van hoop, liefde (in het Hebreeuws chessed) en geloof (in het Hebreeuws emunah) opnieuw geïnterpreteerd en vormgegeven te worden. Alleen zo kan de wereld in het alledaagse, in relaties, in economie, politiek, samenleving een woonplaats van God worden, een plaats van goddelijke aanwezigheid. In verschillende van zijn boeken probeert Sacks te laten zien hoe dit particuliere perspectief van Torah een constructief licht kan werpen op maatschappelijke problemen zoals botsing van beschavingen (The Dignity of Difference uit 2002), multiculturele samenleving (The Home We Build Together uit 2007), religieus extremisme (Not in God’s Name uit 2015) en het kwijtraken van de moraal (Morality uit 2020).

Politiek van de hoop                                                                                                 
Uit Sacks’ interpretatie van het Exodusverhaal komt een politiek van hoop omhoog om radicale onzekerheid te omarmen. En radicale onzekerheid komen we vandaag de dag overal tegen, bijvoorbeeld eerst corona en nu klimaatverandering. In onze maakbare samenleving (optimisme) kunnen we slecht met radicale onzekerheid omgaan. Dit draagt bij aan toenemend pessimisme en polarisatie in de samenleving. Sacks wijst op een politiek van hoop als alternatief voor pessimisme en optimisme. Deze politiek van hoop kent een aantal cruciale ingrediënten: (1) emunah, vertrouwen op God als een licht op ons pad, (2) chessed, in dit licht zien we de ander primair als doel in zichzelf en niet als middel voor onze eigen behoeften, en (3) verandering van identiteit, relaties van chessed vragen om de ander, vooral die anders is dan wij, op te nemen in wie ‘wij’ zijn. Een verandering van identiteit is echter allesbehalve een quick fix. Cruciaal is de notitie tijd die Sacks inbrengt als het gaat om diepgaande verandering.
Een politiek van hoop kan klinken als een naïeve uitnodiging tot een betere wereld, maar is zeer realistisch. Om in onzekere tijden de weg niet kwijt te raken, stelt een politiek van hoop de vraag wat voor soort architectuur er nodig is om hoop te stimuleren. Het roept niet alleen dergelijke vragen op, maar geeft minstens ook twee creatieve antwoorden, namelijk een verbond en een publieke sabbat, die ik ook wel een ‘werkplaats van hoop’ noem (Climate Change, Radical Uncertainty and Hope, 2023, p. 138). Een dergelijke werkplaats is de kern van een politiek van hoop en kent vier elementen:

  1. Een reguliere open ruimte in het publieke domein waar partijen met dikwijls conflicterende perspectieven op gelijkwaardige wijze samenkomen.
  2. Bouwen aan vertrouwen door luisteren en uitstellen van oordeel te plaatsen boven debat; verschil is primair bron voor vernieuwing in plaats van bron voor polarisatie.
  3. Relationele kennis: stimuleert betekenisvolle relaties, niet alleen via objectieve kennis, maar ook via de kracht van muziek, poëzie, samen eten en verbeelding.
  4. Utopia Now: gedeeld perspectief moeten we niet pas in 2030 of 2050 vieren, maar in het heden.

Volgens Sacks dient een politiek van hoop in elke tijd en context opnieuw geboren en gecultiveerd te worden. Aan de Vrije Universiteit werken we met religieuze en seculiere partners samen om een dergelijke politiek te ontwikkelen in zowel Nederland als Zuid Afrika. In Nederland gaat het dan om cultuurverandering en nieuwe vormen van samenwerking om klimaattransities vorm te geven. In Zuid Afrika dragen we bij aan het verdiepen van de waterstrategie van Kaapstad, waarin de watervragen gekoppeld zijn aan het verbeteren van de sociale situatie na Apartheid, met name de situatie van de meest kwetsbare mensen. Binnen deze strategie werken we samen met partners als aartsbisschop Thabo Makgoba (opvolger van Desmond Tutu), Justice and Peace Commission (RKK), burgerlijke gemeenten, Universiteit van de Westkaap en de Nederlandse Blue Deal. In dit project staat gemeenschapsbouw centraal aan de hand van het concept Indaba. Dit concept is afkomstig uit de taal en traditie van de Zulu’s. Het heeft sterke overeenkomsten met een werkplaats van hoop. De aartsbisschop is zeer geïnspireerd door het werk van Sacks, maar stelt: ‘De God van hoop spreekt ook de taal van de Zulu’s.’

Deze twee projecten zijn voorbeelden van hoe we proberen bij te dragen aan een politiek van hoop in verschillende contexten, culturen en talen. Omdat er nog weinig expertise, netwerk en middelen beschikbaar zijn om een politiek van hoop vorm te geven, zijn we een gelijkwaardig leertraject tussen Zuid Afrika en Nederland aan het opzetten om een onzekere toekomst hoopvol samen te leren omarmen.

Dr. J.J. Hasselaar is econoom en publiek theoloog, gespecialiseerd in ecotheologie, en directeur van het Amsterdam Centre for Religion & Sustainable Development (Vrije Universiteit) en research fellow aan de Universiteit van de Westkaap (Zuid Afrika). Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

  • Raadplegingen: 906