Skip to main content

nr1 • 2007 • In Israël hebben altijd Joden gewoond

oktober 2007 (22e jaargang nr. 1)

   

In Israël hebben altijd Joden gewoond
Gedachtewisseling (3 slot) 

dr. A.A. Spijkerboer en dr. B.J.G. Reitsma

Dr.  Bernhard  Reitsma (1965) werkte bijna acht jaar onder christenen in het Midden-Oosten. In Beirut was hij stafwerker van IFES en als docent verbonden aan de Near East School of Theology en het Arab Baptist Theological Seminary. Ontdekten wij na de tweede wereldoorlog steeds meer dat onze diepste christelijke wortels te vinden zijn in het getuigenis van het Oude Testament, dáár groeiden onder druk van de politieke ontwikkelingen christenen steeds verder van deze oudtestamentische wortels weg. De ontwikkeling inspireerde Reitsma tot het schrijven van ‘Wie is onze God? Arabische christenen, Israël en de aard van God’ (Boekencentrum 2006).  De redactie vroeg dr. A.A. Spijkerboer op dit boek te reageren in een briefwisseling met dr. Reitsma.

Beste collega,

Blijkens je tweede brief vind jij dat ik niet voldoende rekening houd met het feit dat ‘in Christus het nieuwe leven, de nieuwe bedeling is begonnen’ en ‘dat we niet langer mogen leven naar de normen van de oude bedeling’. Je wijst inderdaad een zwak punt in mijn overwegingen aan. Ik geloof dat – in het kruis en de opstanding van Jezus Christus – het Koninkrijk van God is aangebroken, dat de heilige Geest dit Rijk naar ons toe brengt en ons doet uitzien naar de voor de hele schepping zichtbare eindoverwinning van het Rijk. De problemen beginnen voor mij bij de vraag wat dit voor ons gedrag betekent. We zijn ertoe geroepen kwaad met goed te vergelden, niet alleen in de gemeente, maar ook bij ruzies met de buren, akkoord. De verwachting van het Koninkrijk brengt voor mij ook met zich mee dat ik moet blijven hopen op een samengaan van de staat Israël en een Palestijnse staat, zoals ik
die in mijn vorige brief omschreef. Maar kwaad met goed vergelden is in de politiek bijna nooit mogelijk, want goede politiek is vaak een kwestie van druk uitoefenen, en soms hardhandig optreden, om groter onheil te voorkomen.
In je tweede brief zeg je dat de staat Israël ‘ook gewoon het laatste koloniale project van het westen’ was, al krijg ik niet de indruk dat dat voor jou het laatste woord over het zionisme is. Maar voor alle zekerheid noteer ik toch dat er na de verwoesting van de tweede tempel altijd Joden in het beloofde land gewoond hebben. Ze zijn er ook altijd weer heen getrokken: het verlangen naar het land behoort tot de identiteit van het Joodse volk, al zul je altijd wel een paar Joden horen die met deze identiteit niets te maken willen hebben.  Herzl seculier? Freud was een gedecideerde atheïst, maar schreef in de jaren dertig van de vorige eeuw wel dat hij in zich ‘trouw met het zionisme verbonden voelde’. (Volgens mijn inlichtingen was hij in zijn vrije tijd bezig met het verzamelen van lampjes uit het land Israël.) Wij hebben er meestal geen idee van hoe diep het allemaal zit, ook bij geseculariseerde Joden. Je maakt een kanttekening bij mijn opmerking ‘dat alleen een Joodse staat een garantie biedt voor Israëls veiligheid’. Daarmee geef ik weer wat veel Joden mijn inziens denken. Wat ikzelf er van vind? Ik hoop het voor hen, maar ben er niet zeker van dat de staat altijd blijft bestaan. Onlangs praatte ik met een uit Nederland afkomstige Israëlitische vrouw. Ik begon een betoog,. Maar zij kapte me al heel gauw af: ˋWij vechten om te overleven’. Punt. Uit. Zij leeft er zélf., haar man is overleden, met haar volwassen kinderen; ik ben een hopelijk niet al te onchristelijke buitenstaander. Wat de profeten wel gezegd zouden hebben over misdaden van Israël zoals het doodschieten van de Britse filmmaker James Miller? Ik weet het niet, maar ik denk wel dat deze profeten in de eerste plaats Paulus’ strijd in Romeinen 9-11 om het hart van zijn ˋverwanten naar het vlees’ tot de hunne gemaakt zouden hebben; de strijd dus voor ‘de gerechtigheid die uit het geloof is’.
Ik heb nu een paar punten uit je tweede brief aangestipt en kom nu tot een punt dat mij na aan het hart ligt: oordelen over de staat Israël zijn vaak schromelijk onbillijk. Ik heb nog niet vernomen dat Israëliërs bij zelfmoordaanslagen bussen met Palestijnse schoolkinderen hebben opgeblazen, zoals Palestijnen wel met Israëlische schoolkinderen gedaan hebben. ‘Ja,’ hoor je dan zeggen, ‘die zelfmoordaanslagen zijn ook verschrikkelijk, maar de Palestijnen zijn door de Israëlische onderdrukking zo wanhopig, dat ze geen andere mogelijkheden zien om zich te verweren’. Zo, dan is zelfs zoiets infaams als een zelfmoordaanslag begrijpelijk gemaakt en eigenlijk gerechtvaardigd. Terwijl ieder normaal mens kan weten dat zelfs in een oorlog nog niet alles geoorloofd is. Een paar jaar geleden heeft Israël het uiterste zuiden van Libanon ontruimd. Hierop greep Hezbollah zijn kansen en stopte er duizenden goed verborgen raketten in de grond. Kon UNIFIL daar niets tegen doen? Ach, UNIFIL keek gewoon even de andere kant op. Vorige zomer werden er duizenden van die raketten op Israël afgevuurd en Israël sloeg terug, te hard en ondoelmatig. ‘Excessief geweld’ wordt er dan geroepen en niemand neemt de moeite om op het totale falen van UNIFIL te wijzen. Op het ogenblik waarop ik dit schrijf, is het weer rustig in het zuiden van Libanon, maar naar het schijnt is Hezbollah weer druk bezig daar raketten te verstoppen. Met een fregat doet onze regering dan mee met een farce zoals UNIFIL.
Naar aanleiding van wat je in je boek schrijft over Jozua 6 maak ik een paar opmerkingen over de oorlog in het Oude Testament. Oorlog is daar een gericht over afgoderij, eerst over de afgoderij van de Kanaänieten en dan nog eens keihard over de afgoderij van Israël zelf. Er is veel onzekerheid over het ontstaan van de tekst van het Oude Testament, maar we mogen wel aannemen dat de definitieve redactie ervan uit de tijd van de ballingschap komt. Dan is die redactie afkomstig van mensen die wisten dat ze het land, Jeruzalem en de tempel door hun afgoderij verspeeld hadden. Ik denk dus dat de redacteuren van de definitieve tekst de kleuren van de oorlogsverhalen daarin zwaar hebben aangezet: ze hebben willen waarschuwen. Als ik over zo’n verhaal moet preken, laat ik het wel ui mijn hoofd er directieven voor het optreden van het Israëlische leger uit te halen. De strekking van mijn preek zou zijn: wie andere goden dient, haalt de dood naar zich toe. Dat hebben we toch in de vorige eeuw gezien aan de miljoenen doden van het nationaal-socialisme en communisme? En, welke afgoden lopen wij nu in onze samenleving achterna?
We moeten tot een afsluiting van onze briefwisseling komen. Hebben we langs elkaar heen gepraat? Jij hebt mij nog eens goed bijgebracht dat ik de Palestijnen  en met name d e Palestijnse christenen voortdurend in de rekening moet betrekken. Ik hoop dat in ieder geval de lezers van dit blad stof tot nadenken hebben gekregen.
Tot slot kom ik nog eens terug op een vraag die ik al eerder gesteld heb: wat kunnen wij vanuit Nederland doen om contacten tussen Palestijnse christenen en Messiasbelijdende Israëliˋs te bevorderen? Europa werpt bij het conflict in het Midden-Oosten niet veel gewicht in de schaal, in Europa heeft Nederland niet veel in te brengen, in Nederland hebben christenen niet veel invloed. Veel mogelijkheden hebben we dus niet. Maar het bevorderen van contacten tussen Palestijnse Christenen en Messiasbelijdende Israeli’s ligt wel binnen ons bereik. Wat kunnen wij doen?
Met een hartelijke groet

Arie Spijkerboer   

Beste collega Spijkerboer,

Tegen het einde van onze briefwisseling heb ik zeker niet het gevoel dat we langs elkaar heen hebben gepraat. Ik ervaar ondanks alle verschillen een gemeenschappelijke passie voor het Koninkrijk van God, zoals dat in Christus aan het licht gekomen is. Het grootste verschil tussen jou en mij ligt, denk ik, bij de vertaling van die passie naar de concrete situatie in het Midden-Oosten. We zijn het erover eens, dat de nieuwe bedeling in Christus begonnen is en dat we als christenen daaruit moeten leven, maar jij rekent misschien sterker dan ik met de onvolkomenheid van het leven. Zo schrijf je bij voorbeeld dat het in de politiek moeilijk is schone handen te houden, omdat je in dat krachtenveld kwaad niet met goed kunt beantwoorden, zoals eigenlijk van een christen wordt verwacht. Het vraagt eerder om krachtig optreden. Ook over Jozua 6 zijn we het wel eens, dat er geen directief gegeven wordt voor het optreden van het Israëlische leger vandaag, maar jij kijkt niettemin anders naar de staat Israël dan ik. Jij beoordeelt ook de betekenis van het kolonialisme voor het ontstaan van de staat Israël anders en schrijft een grotere rol toe aan het geloof van de Joden als de grote drijfveer achter de terugkeer naar het land. Kortom, tenzij ik mij sterk vergis, in de beoordeling van de concreetheid van wat er in het Midden-Oosten gebeurt, liggen de grootste verschillen tussen ons.
Op dit punt schrijf je dan iets wat mij toch dieper heeft geraakt dan ik eerst dacht. Je schrijft als een kernpunt van je betoog dat je de oordelen over de staat Israël vaak schromelijk onbillijk vindt, omdat nog geen Israëliër zich heeft opgeblazen in een Palestijnse schoolbus. Ik hoop dat je het me niet kwalijk neemt als ik die uitspraak pijnlijk naïef noem. Misschien heeft het met ons paradigma te maken rondom Israël, of met een gecensureerde pers, dat we niet alles weten, maar als ik de feiten die ik gezien en ervaren heb op een rijtje zet, dan klopt je uitspraak gewoon niet. Het is een mythe. Een paar voorbeelden.
Het lijkt me geen punt van discussie, dat zelfmoordaanslagen, zeker op onschuldige burgers, niet zijn goed te praten. Maar is het optreden van Israël dat wel? Je noemt zelf de recente oorlog met Libanon. Er zijn toen 1000-en raketten vanuit het zuiden van Libanon op Israël afgevuurd, in de hele oorlog ongeveer 4000. Toch lees ik maar zelden in de pers dat er omgekeerd per dag! 4000- 5000 raketten de andere kant op werden gestuurd en in de laatste dagen van de oorlog met het staakt het vuren in zicht, wel 6000 op een dag. Israël heeft toen ook in drie dagen tijd vier miljoen clusterbommen op Libanon afgeworpen, dat is meer dan Amerika in 2003 in drie weken boven Irak uitstrooide. Clusterbommen zijn bommen die vele kleine bommetjes bevatten, die over een groot gebied verspreid worden. Bij het gebruik van deze bommen in bewoond gebied is het 100% zeker dat je burgerslachtoffers maakt. Dat heeft ook het Israëlische leger geweten. Bovendien heeft Israël aan het eind vele ‘pen-bommen’ achter gelaten, die er uit zien als glanzend mooie pennen, maar die ontploffen wanneer ze worden opgepakt. Opnieuw zijn het meestal kinderen die er ook vandaag nog regelmatig het slachtoffer van worden. Toch heb ik bijna niemand in de christelijke gemeenschap gehoord die zich daarover heeft opgewonden. Is dat allemaal gerechtvaardigd? Wat te denken van kinderen die op de punt van Israëlische raketten allerlei verwensingen schrijven aan de mensen op wie die raketten zullen neerkomen, waaronder – opnieuw – veel kinderen? Is het legitiem om mensen aan te sporen hun huizen te ontvluchten om vervolgens het konvooi van deze vluchtelingen onder vuur te nemen? Waarom waren 18 van de ongeveer 40 burgerslachtoffers in noord Israël in hoofdzaak Arabische christenen? Hadden ze geen toegang tot schuilkelders, was er geen waarschuwingssysteem in hun vergeten dorpen? Of was het omdat het Israëlische leger zich achter bepaalde Arabische dorpen had verschanst?
Zo zou ik nog een poosje door kunnen gaan, met feiten die je positieve oordeel over de staat Israël en sommige Israëliërs aanzienlijk zullen doen wankelen. Zo kan ik ook doorgaan met een lange lijst van gruwelijkheden van de andere kant. Dat worden welles-nietes verhalen. Wie is nu het slechtst en wie het meest nobel in deze strijd? Maar die kant wil ik helemaal niet op. Als christen wil ik worden als de barmhartige Samaritaan, die zich niet laat leiden in zijn barmhartigheid door statistieken en aantallen. Die zich niet politiek opstelt, omdat hij een bepaalde partij vertegenwoordigt. Die zich niet laat intimideren door een bepaalde eenzijdige theologie, of door een tegenstelling tussen (vermeende) vijanden. Hij laat zich ‘eenvoudig’ leiden door liefde voor een mens in nood. Hij is de incarnatie van waar God op uit is in deze wereld. Daarom besluit ik mijn boek ‘Wie is onze God’, ook met het peilen van de diepte van deze man. Ik zou zelf meer willen zijn zoals Hij, want hij is ten diepste toch een type van Jezus zelf. Zonder een spoor van partijdigheid, zonder een spoor van hypocrisie, zonder een spoor van genoegen over het leed van de ander, maar enkel vol van de liefde van God voor een medemens: een naaste voor wie het nodig heeft. Het telt voor de barmhartige Samaritaan niet of de gewonde man nu een Jood is of niet, een terrorist of soldaat, een christen - dan wel moslim - extremist of een zachtmoedig mens; het gaat om een mens, die door God geschapen is en die zijn liefde nodig heeft. Ik zou willen dat de kerk in haar spreken over Israël en de Palestijnen iets meer zou uitstralen van deze barmhartige Samaritaan. Maar ik proef het niet. Ook in de recente discussies niet, rondom de vragen die Veldhuis aan de kerk stelt. Zo gauw Israël ter sprake komt worden de stellingen ingenomen, is er geen ruimte meer voor een eerlijk gesprek. Zelfs op grond van grondige exegese kunnen bepaalde visies en gedachten niet meer ter discussie gesteld worden. Volgens mij is dat in ieder geval niet reformatorisch en zeker niet ‘evangelisch’.
Beste Arie, ik hoop dat we in onze briefwisseling in ieder geval iets van die stellingen hebben kunnen doorbreken. En ik ben je dankbaar voor je open eerlijkheid en respect. De Here zegene je als ambassadeur van zijn Koninkrijk.
Met een broedergroet,

Bernhard Reitsma