Skip to main content

nr5 • 2007 • Een vrijstaand huis in Kootwijkerbroek

juni 2007 (21e jaargang nr. 5)

Een vrijstaand huis in Kootwijkerbroek
Over het teloorgaan en terugvinden van idealen 

Drs. P.L. de Jong

Exodus 3:1-14 

'Mozes zei: ˋMaar wie ben ik dat ik naar de farao zou gaan en de Israëlieten uit Egypte zou leiden?’ God antwoordde: ˋIk zal bij je zijn.’

Mozes reageert buitengewoon geschokt als God hem midden op de dag ineens bij zijn naam roept. ˋMozes, Mozes!’ Maar liefst twee keer, het kan niet missen, het gaat echt om hem. Geschrokken reageert hij op de stem van God, die duidelijk maakt dat hij naar Farao moet gaan en het volk Israël uit Egypte leiden. Jaren terug was dat zijn passie en grote ideaal geweest. Maar dat is kennelijk anders geworden. De roeping overvalt Mozes en verbijstert hem. ˋMoet ik dat echt gaan doen? Wie ben ik, dat ik naar Farao zou gaan?’ Een reactie vol afweer en afkeer, verzet en vermoeidheid. Alsof hij verkozen is tot diaken.

Het is wel eens anders geweest in zijn leven. Jaren terug. Toen brandde in hem een fel vuur. Opgegroeid als de zoon van de dochter van Farao, was hij er op een dag op uit getrokken om te gaan kijken hoe het zijn broeders verging. Het was helemaal uit de hand gelopen. Voor hij er goed en wel erg in had, had hij zich laten meenemen in het lot van zijn volk, toen een Egyptische opzichter een Hebreeuwse man genadeloos in elkaar ramde. En niemand deed iets.

Is het vuur gedoofd?

Toen was er in Mozes een vuur gaan branden. Niet van drift, maar van boosheid en uit een gevoel van rechtvaardigheid. Hij had een klap uitgedeeld, kennelijk meteen een hele harde want de Egyptenaar kon het niet meer na vertellen. Voor Mozes was dat het moment geweest van: nu moet er iets gebeuren. Nu kan ik niet meer wegkijken. Als in een flits zag hij het: dáárom heeft God mij laten redden uit het water van de Nijl. En dus: neem het voortouw. In evangelische kringen zeggen ze dan: hij heeft er helemaal visie voor gekregen. In refokringen: ˋHij kreeg er een tekst voor, een waarheid van God!’
Een groot ideaal vervulde hem. Maar al heel snel bleek hij verraden door zijn eigen mensen. Hij vluchtte de woestijn in. En daar kom je hem hier jaren later tegen. Als schaapherder. Mozes, je weet wel, hij is een schaapherder geworden. Schaapherder? Maar die studeerde indertijd toch cum laude af….? Van de man zijn idealen lijkt weinig meer over. De basis van zijn leven is op zichzelf helemaal oké. Hij heeft vast werk, een vrouw, gezin, familie, een schoonvader. Zou Mozes nog wel eens aan Egypte gedacht hebben? Zou hij het nieuws nog volgen? Of is de kachel bij hem helemaal uit?

Idealen voorbij

Als je jong bent en je kiest een studie, dan heb je vaak een drive. Een ideaal om dit of dat te gaan doen. Zo was het in elk geval in mijn jaren van studeren (1968-1974). Je wilde je gaan inzetten voor de gemeente van God en de dingen van zijn Koninkrijk. Zuid-Afrika? Dat was God geklaagd! En al dat moralistische, farizeïsche gedoe in de kerken? Het moest anders. Zelfs als je wiskunde studeerde, begreep je: ˋNiemand van ons leeft voor zichzelf alleen’. En je gruwde – zo verging het mijn generatie  - van de gezapigheid waaraan je al snel rijen jonge mensen zich zag uitleveren. Snel afstuderen, een mooie baan, een snelle auto, een vrijstaand huis in Kootwijkerbroek met garage en tuin. Dat wilde je niet. ˋHeer, bewaar me voor een vrijstaand huis met garage in Kootwijkerbroek.' Maar op een bepaald moment ben je toch ook zover.
En nog even verder en je zit in je midlife. Daarna gaat het soms heel hard. Met je relatie, met je huwelijk, je volwassen kinderen die hun eigen weg gaan. Met je baan, met je gezondheid, met je geloof in God. En ook met je mooie huis in Kootwijkerbroek. Als je niet oppast, dan dooft alles in je. Door pure burgerlijkheid, huisinrichting Ikea ver voorbij, een caravan of een ˋhuisje’. Je leest Elsevier, NRC. Bij je schoonvader ook wel eens het RD. Idealen? Moet dat? ˋOm eerlijk te zijn, die heb ik nauwelijks meer! Wees niet bang, dominee, ik geloof echt nog wel, maar ach, laat maar, ik wil ook niet klagen…’ Soms klinkt het bitter, cynisch, vaak alleen maar wat berustend.

God roept opnieuw

Maar dan gebeurt het. Zomaar, onverwachts, gewoon tijdens zijn werk. Mozes hoort zijn naam roepen. Hij was ver van huis, met zijn kudde heel de woestijn van Midian doorgetrokken, tot aan de berg Horeb. Hij had het eerst helemaal niet in de gaten. Hij zag alleen maar op een afstandje een doornstruik in brand staan. Op zichzelf niets bijzonders, dat gebeurde wel vaker. Maar de doornstruik verteerde helemaal niet. Vreemd! Je ziet Mozes nadenken. ˋIk ga daar eens even naar toe,’ zegt hij dan. ˋIk moet eens goed bekijken waarom die struik wel brandt, maar helemaal niet verteert.’ Zoals je wel eens een krantenpagina ziet en denkt: dit moet ik eigenlijk nu eens goed lezen! Dat soort artikelen las ik jaren terug eigenlijk altijd.
Als hij dichtbij komt, hoort hij ineens Gods stem: ‘Mozes, Mozes.’ God roept hem vanuit die brandende doornstruik. Dat is vreemd. Moet je bij God dan aan een vuur denken? Voor Mozes moet dat nieuw geweest zijn. Voor ons met die mooie baan en dat huis in Kootwijkerbroek misschien ook wel. Het zou best kunnen dat Mozes zich God voorstelde als een God die min of meer vanzelf zijn zegen verbindt aan onze idealen, de dingen waarvoor wij geloof en visie hebben. In ˋonze’ kerk, in ons gezin, op ons werk. Maar nu komt Mozes God heel direct tegen. Hij merkt: God is een heilig God, gans anders dan wij mensen, niet te volgen. De gloed van zijn heiligheid slaat hem tegemoet.
ˋMozes, Mozes, doe je schoenen van je voeten, de plaats waarop je staat is heilige grond.’ En ja, daar gaat hij al. Want leven met God is leven met een heilige God. Dat weet hij. Dat heeft hij in Egypte gezien bij die mensen die geslagen werden. Dat leek wel één grote brandende doornstruik. En ook door Mozes’ eigen leven is al veel vuur Gods heen gegaan. Misschien ook wel een beeld van ons leven, 20, 30, 40 jaar na ons trouwen, afstuderen en aan de slag gaan. Mozes buigt zich diep voor God, wordt stil en trekt zijn schoenen uit. Het vuur laait hoog op, maar de struik wordt niet verteerd. God zelf is midden in de vlam van zijn volk. In de vlam van deze wereld. Als ergens de vlammen hoog oplaaien, dan wel aan het kruis. Als een verterend vuur over al onze menselijke onheiligheid en schuldigheid, en al ons menselijk, al te menselijk idealisme. Mozes kijkt naar die vlam en beseft: toch niet verteerd!

Een nieuwe zet

Mozes, Ik ben de God van Abraham, Izak en Jacob, die trouw is aan zijn verbond. Ik heb de pijn, de wonden, de smarten van mijn volk gezien. Ook van jou en je verloren idealen. Ik ga bevrijden en daarbij heb Ik jou nodig. Dat is heel verrassend - zoals God opeens een nieuwe zet aan je leven kan geven. Op een moment dat je het niet meer verwacht. Dichtgeslibd door alles wat een doorsnee academisch gevormd of anderszins ˋgeslaagd’ mens in ons land allemaal naar zich toe ziet spoelen. Aan brood dat niet verzadigt, het vrijstaande huis met garage, een dure auto, de nieuwste mobieltjes, een plasma tv, een tennisracket van zoveel honderd euro, een espressoapparaat, een lekker geurtje cadeau op vaderdag, een schoonvader... Gelukkig, God slaat er soms dwars door heen. En vooral: Hij noemt je naam.
Mozes reageert geschokt. Wie ben ik, HERE? Kunt U echt nog wat met mij? Het oude vuur laait weer in hem op. ˋIk ben immers met je!’ zegt God. Dat is genoeg om op te staan. Gods plan reikt verder dan een leven met een schoonvader van dezelfde gezindte. Het kan er ineens weer zijn.

Eerder gepubliceerd in '50-jaar studentendispuut Sola Scriptura’