nr1 • 2005 • Zonder Jezus Christus geen waarachtige kennis van God
oktober 2005 (20e jaargang nr. 1)
Zonder Jezus Christus geen waarachtige kennis van God
Dr. A.A. Spijkerboer
Kan ik me herkennen in wat Fredrikze schrijft? Die vraag is moeilijk te beantwoorden! Gebleken is dat je al selectief kijkt als je gewoon naar je omgeving zit te kijken en je neemt zeker selectief waar wanneer je wilt nagaan of er veranderingen optreden in de mentaliteit die in de kerk heerst. Die mentaliteit is immers per definitie niet zichtbaar voor ogen. Ze is een kwestie van luisteren, en goed luisteren is nog moeilijker dan goed kijken. Onder dit voorbehoud zeg ik dat ik me zeker op één punt kan herkennen in wat Fredrikze schrijft: over de hele breedte van de kerk tillen we niet meer zo zwaar aan onze zonde. Als dat zo is raakt Jezus – en dat is dan Jezus als de Heiland van de zondaren – op de achtergrond.
De redactie heeft mij gevraagd iets te zeggen over de betekenis die Barth voor de door Fredrikze opgeworpen vraag zou kunnen hebben. Laat ik dan beginnen met te zeggen dat Barth zijn grote dogmatiek niet geschreven heeft om eens en voor altijd uit de doeken te doen hoe het zit tussen God en de mensen. Hij heeft zijn dogmatiek geschreven met in zijn achterhoofd de vraag aan de theologen: Willen jullie eens nadenken over wat ik hier zeg? Er zit dan ook een ontwikkeling in zijn denken: je kunt dat al zien aan het feit dat zijn polemiek in de laatste delen van zijn dogmatiek veel minder scherp is dan in de eerste.
Natuurlijke theologie
Op één punt is Barth nooit veranderd: in zijn verwerping van de natuurlijke theologie: waarachtige kennis van God is van het begin tot het eind pure genade. Zie de eerste these van de door hem ontworpen, en nu gelukkig ook in artikel I van onze nieuwe kerkorde verschenen, Theologische Verklaring van Barmen: ‘Jezus Christus, zoals Hij in de Heilige Schrift wordt betuigd, is het ene Woord van God, dat wij te horen, dat wij in leven en in sterven te vertrouwen en te gehoorzamen hebben’. Maar het is wel zaak om helder voor ogen te krijgen wat Barth onder natuurlijke theologie verstaat. Hij verstaat daaronder een theologie die ervan uitgaat dat een mens op grond van zijn eigen vermogens (verstand, wil, gevoel) tot waarachtige kennis van God kan komen, al was het maar tot een eerste aanloop tot die kennis. Waarachtige kennis van God komt helemaal van Gods kant. (Er zijn ook andere omschrijvingen van natuurlijke theologie mogelijk, zoals je in Pannenbergs dogmatiek kunt zien.) Vaak heb ik over Barths verzet tegen de natuurlijke theologie onzin horen zeggen. Dat zou bijvoorbeeld betekenen dat je zonder enig bezwaar bomen om zou kunnen hakken of snelwegen aanleggen door stille natuurgebieden. Ik denk eerder dat de schepping die vol plaatjes zit van Gods op Jezus Christus uitlopende verbond met Israël: de aan stromend water geplante boom uit Psalm 1, de wijnstok en de raken uit het Evangelie volgens Johannes, enzovoort!
Ik kom nu bij de vraag: wat raken we kwijt als het niet meer over Jezus gaat? Ik beantwoord: alles! Ik denk dat de Theologische Verklaring van Barmen terecht zegt dat Jezus Christus het ‘ene woord van God’ is. Maar hier is het zaak om wat God geeft niet in eigen beheer te nemen. Een van mijn vrienden begon te schaterlachen toen hij hoorde zeggen dat ‘de Barthianen Christus centraal stellen’. Want wat heb je hier te stellen? De Drie-enige God – Barth denkt in zijn dogmatiek van het begin tot het eind trinitarisch – stelt zelf Jezus Christus centraal voor Israël en de heidenen. Jezus Christus als het ene Woord van God is geen principe dat Barth in zijn theologie hanteert, het is een belijdenis waarop hij telkens weer teruggeworpen is. Nog op zijn oude dag kon hij de natuurlijke theologie een slang noemen, die telkens de kop opsteekt: je moet er even een korte toornige blik op werpen en dan verder gaan.
Barth-receptie
Ik word al een dagje ouder en heb nog meegemaakt hoe tijdens de oorlog en in de twee decennia daarna de theologie van Barth in het midden van de toenmalige Hervormde Kerk overheerste. Wat ik daarover zeg, zeg ik onder hetzelfde voorbehoud dat ik in het begin van dit artikel al maakte: ik heb het over mijn indrukken. Mijn indruk is dat veel predikanten in die tijd trouw vanuit de Schrift preekten en dat ze, wanneer ze van de kansel afkwamen, dachten: het Woord moet het doen! Gelijk hadden ze, maar mijn indruk is ook dat ze weinig bezig waren met de vraag of en hoe het Woord in de gemeente landde. Barth is wel eens verweten dat hij te weinig met het werk van de Geest bezig was en dat heb ik, eerlijk gezegd, ook wel eens gedacht. Of dat juist is, weet ik niet, maar ik denk wel dat de in de genoemde periode overheersende theologie weinig of geen aandacht heeft gehad voor wat je de toe-eigening van het heil kunt noemen. Hoe dan ook, aan het eind van de jaren zestig van de vorige eeuw kwam de omslag in onze cultuur en de theologie van Barth verloor zienderogen terrein. Wel bleven de christenen van het socialisme zich op Barth beroepen. Hoe je vanuit Barths in 1919 in Tambach gehouden reden ‘Der Christ In Der Gesellschaft’ tot een theologische opwaardering van de Sovjet-Unie kunt komen is mij een raadsel, maar de christenen voor het socialisme speelden dat klaar. Sinds de ineenstorting van de Sovjet-Unie hoor je ze niet meer.
Wat is nodig?
Wat is, gezien de door Fredrikze gesignaleerde problemen, nodig? Je zou deze vraag het best in onderling overleg kunnen beantwoorden. Mijn bijdrage aan dit overleg zou het volgende zijn: de mensen scharrelen allemaal een beetje met God, of niet, bijvoorbeeld wanneer ze tot de conclusie gekomen zijn dat bidden niets helpt. In hun omgang met andere mensen hebben ze twee mogelijkheden: wetticisme en losbandigheid. Meestal pendelen ze tussen deze twee uitersten: ze willen wel goed zijn en doen daar ook wel hun best voor, maar wanneer hun dat te veel wordt zeggen ze tegen zichzelf dat ze ook recht hebben op genieten en dat kan dan weer leiden tot losbandigheid. Totdat hun ook dat te gek wordt en dan keren ze terug naar hun wetticisme. Da Capo! De ethische theologie van de negentiende eeuw dacht dat ieder mens op zoek is naar God. Die gedachte spreekt mij erg aan, maar ik zou er wel bij zeggen dat ze allemaal de verkeerde kant op zoeken en bij afgoden terechtkomen. Mijns inziens zijn ze ook allemaal op zoek naar de wet en het evangelie, maar ook dan zoeken ze de verkeerde kant op en komen terecht bij wetticisme en losbandigheid. (Wat ik nu schrijf zul je bij Barth niet vinden, maar ik ben ook geen stipte Barthiaan.)
‘Evangelie’ betekende in het alledaagse Griekse spraakgebruik vaak dat een nieuwe keizer de troon bestegen had en dat er een periode van vrede aanbrak. Dit woord wordt in het Nieuwe Testament gebruikt om de komst van Jezus Christus aan te kondigen! Hij heeft het doodvonnis, dat wij door onze zonde over ons gehaald hebben op zich genomen en weggedragen, zodat wij in de vrijheid van Gods kinderen in vrede mogen leven, in vrede met God, in vrede met andere mensen en ook in vrede met onszelf. Wat ons te doen staat is dit: het evangelie leren verstaan, er zelf uit leven en het naar al die honderdduizenden in ons land toe brengen die van toeten noch blazen meer weten.
Ik maak er een paar opmerkingen bij:
a) De zonde wordt in zondag 2 van de Heidelbergse Catechismus heel treffend omschreven: ‘… ik ben van nature geneigd God en mijn naaste te haten’. ‘Haten’ is in de taal van de bijbel niet zo met affect geladen als in de onze; het betekent vaak negeren, wegzetten. Je bent er dus van nature toe geneigd je niets van God en je naaste aan te trekken (behalve als je denkt dat je ze kunt gebruiken en dat maakt het alleen maar erger). De catechismus zegt ook niet dat we vierentwintig uur per dag van de ene zonde in de andere vallen, maar alleen dat we ertoe geneigd zijn, dat het diep in ons zit om God en onze naaste links te laten liggen. Dat komt er nogal eens uit – hoe zou je dat kunnen ontkennen?
b) Onder wetticisme versta ik niet alleen een angstvallig en formalistisch hanteren van de wet, maar ook iedere poging aan de hand van de ene of andere moraal jezelf tot een hoger moreel peil opkrikken, desnoods aan de hand van een aan het boeddhisme ontleende moraal. Want wie met een moraal in zee gaat, zal altijd merken dat die je hele hand wil als je een pink geeft. In zoverre is mijn gebruik van het woord wetticisme gerechtvaardigd. Wie de wet van God zelf in de hand neemt zal merken dat hij daar al gauw een draai aan geeft, zoals de Farizeeën ons blijkens Marcus 7:11 al voorgedaan hebben. Wie de wet van God ontvangt zal de catechismus in antwoord 115 gelijk geven: je merkt hoezeer je achterblijft bij de liefde die God ons betoont door de wet te geven en je merkt dat je door de Geest op het spoor van gehoorzaamheid aan de wet bent gezet.
c) Door het kruis heeft God afgerekend met onze oude Adam (Romeinen 6:1-14!) Die kan de facto nog wel eens een hoog woord hebben, maar de jure heeft hij niets meer over ons te zeggen. Zo worden we de vrijheid binnengeleid waar Paulus in het schitterende vijfde hoofdstuk van de brief aan de Galaten over schrijft. Waneer de wind van die vrijheid begint te waaien, mag je toch zeggen: hier heb ik bij dat eindeloze pendelen tussen wetticisme en losbandigheid eigenlijk altijd naar verlangd, ik wist alleen niet waar ik die vinden kon. Ik kom weer bij de door Barth geredigeerde Theologische Verklaring van Barmen terug. De tweede stelling luidt: ‘Zoals Jezus Christus Gods reële aanzegging is van de vergeving van al onze zonden, zo en met gelijke ernst is Hij ook Gods krachtige aanspraak op ons hele leven; door Hem overkomt ons vrolijke bevrijding.’ Wie een beetje vertrouwd is met het kerkelijk leven weet dat de dankbaarheid in de gemeente vaak als contra-prestatie wordt opgevat. Dan gaat ze weer gepaard met enig zuchten en kreunen en is de aardigheid eraf. Bevrijding als omschrijving van de heiliging maakt dat onmogelijk, want die bevrijdig overkomt je. (Ik heb ‘wedervaart’ in de officiële tekst vervangen door ‘overkomt’, want overkomen is een exacte vertaling van het Duitse widerfahren.) Waar het me om te doen is, is dit: Jezus is niet alleen Heiland van zondaren maar ook bevrijder van diezelfde zondaren. Zo wil Hij in het centrum van de prediking staan.
Wortel schieten
Onze evangelische broeders en zusters sla ik met sympathie, maar ook met enige reserves genade. Sympathie om hun enthousiasme en reserves om hun opwekkingsliederen. Muziek van doedelzakken is oorlogsmuziek: de soldaten werden ‘played into the battle’. Zo kun je door opwekkingsliederen ‘played into’ het geloof in Jezus Christus worden. Maar dat geloof zal dan nog wel wortel moeten schieten en mijns inziens kunnen wij hen helpen. Dat we dat dan ook doen.
Dr. A.A. Spijkerboer is emeritus predikant (PKN).