Skip to main content

nr3 • 2007 • Laatst geboekt

Februari 2007 (21e jaargang nr.3)

Laatst geboekt:
Er moet iets met een mens gebeuren
drs. Wim Dekker en dr. ir. Jan van der Graaf

Aan deze qua vorm wat afwijkende bijdrage van 'Laatst geboekt' gaat een geschiedenis vooraf. Dr. ir. Jan van der Graaf stuurde de redactie van Kontekstueel  de tekst toe van een lezing , die hij ergens zou uitspreken, maar die door omstandigheden werd afgelast. De lezing ging over het inmiddels zeer veel besproken boek van Jan Siebelink: Knielen op een bed violen. De lezing kon op dat moment niet geplaatst worden in Kontekstueel, maar als redactielid had ik de tekst gelezen en reageerde vervolgens op persoonlijke titel in een mail aan Jan van der Graaf. Daaruit ontwikkelde zich een kleine discussie, waarvan wij beiden vonden, dat die misschien voor meer mensen van belang zou kunnen zijn. Uit deze discussie is dit artikel ontstaan.

Jan over Jan
Om duidelijk te maken waarover het gaat, volgt hier eerst de kern van het betoog van Jan van der Graaf. Na verteld te hebben over Ds. J.P. Paauwe, de oefenaars in het boek van Siebelink en de Godservaring van de hoofdpersoon, Hans Sievesz, gaat van der Graaf als volgt verder:

‘De grote kwestie is echter de vraag hoe mensen met God verzoend worden. Die brandende vraag kan voor mensen een angstige vraag worden wanneer er sprake is van een Godsbeeld, waarin God alleen de oordelende, richtende en straffende God is. Als daarbij dan ook nog verkiezing en verwerping op één lijn worden gesteld kan die angstige vraag zelfs omslaan in fatalisme. Als ik verkoren ben, zal de bekering wel een keer komen, als ik verworpen ben blijft deze uit. Ik weet dat het zelden zo in absolute zin wordt verkondigd, in de overwegingen en gevoelens van mensen kan het echter zo wel gaan functioneren. De enige echte ontmoeting en verzoening met God is dan gelegen in een krachtdadige, op het moment af aan te wijzen omkering of bekering. Wie daarvan spreekt heeft het echte. Terwijl een bekering die ligt ingebed in het Verbondshandelen van God met Zijn volk onder verdenking staat.
Wie geen vreemdeling is in kerkelijk Jeruzalem weet dat hier allerlei gradaties liggen in de verkondiging en het pastoraat in wat heet de bevindelijk gereformeerde kring. Om er nog maar over te zwijgen dat een uitdrukking als 'Geen leven voor de rechtvaardigmaking' -- wie het (nog) vatten kan vatte het -- ook een geheel eigen leven is gaan leiden. Datgene wat in officiële leer is vastgelegd en wat van zondag tot zondag wordt verkondigd, hecht zich zo vast in mensenharten, dat het zelfs psychische consequenties kan hebben. Mensen leven in voortdurende angst of in het voortdurende besef dat ze nimmer kunnen voldoen aan de hoge standaard die hun wordt voorgehouden met betrekking tot geloof, wedergeboorte, bekering. Men wacht op wat in hun leven niet komt. Daar komt nog bij dat in kleine kringen, waar soms niet bevoegde of niet geschoolde voorgangers leiding gaven, de zaken van geloof, bekering, wedergeboorte en rechtvaardiging, soms ook een uitwerking hebben gekregen, waarin men de grondlijnen van de Reformatie nauwelijks nog herkent. En wat mensen zondag aan zondag horen gaat een eigen leven leiden.

Uitwerking
Ik heb sinds de verschijning van het boek van Siebelink nogal wat mensen gesproken uit de bevindelijke hoek van verschillende kerken, die zeiden het boek van Siebelink niet tot het einde te hebben kunnen lezen. Daaronder zijn twee categorieën. Er is een categorie die al snel wist dat het hier om karikaturen gaat en dat Siebelink, om het zwart wit te zeggen, bezig is geweest het eigen nest te bevuilen. Er is ook een categorie, die herinnerd wordt aan eigen jeugd, mensen die geestelijke beschadiging hebben opgelopen vanwege een eenzijdig Godsbeeld waarbij ze werden opgevoed en bij een prediking waarin bekering en geloof voor hen een onbereikbaar ideaal was. In dat opzicht is Siebelinks boek kennelijk grensoverstijgend. Welke onderlinge verschillen in leer en leven er ook binnen de smalle gereformeerde gezindte mogen zijn, wat Siebelink beschrijft is als zodanig niet fictie maar ook realiteit. Als echter wat Siebelink uit zijn jeugd beschrijft inzake geestelijk leven model moet staan voor een gezindte, die teruggaat op de Reformatie, dan wordt generaliserend een onverantwoord beeld opgeroepen van een kerkelijke sector in dit land. Siebelink roept meer een mystiek klimaat op dan een geloofsmatig klimaat in de reformatorische zin van het woord. De enige mystiek, die naar de Schriften naam mag hebben is die waarin de Heilige Geest met Christus verbindt, die ons alleen God doet kennen. Maar dan nog is en blijft het geloof de lege hand waarin Gods genadegaven worden ontvangen’.

De nadruk op de beleving
Tot zover het betoog van Jan van der Graaf. Hieronder wil ik nu iets weergeven van wat deze reactie van Jan van der Graaf bij mij opriep, waarna weer het laatste woord is aan Jan.
Jan van der Graaf heeft zich geschaard in de rij van hen, die zeggen, dat Siebelink uitwassen beschrijft van een traditie, die gelukkig zelf anders is en iets anders beoogt. Dat is ook in grote lijnen waar en dat moet ook gezegd worden. Het gaat ook mij aan het hart, dat er intussen hele volksstammen in Nederland moeten zijn, die na het lezen van het boek van Siebelink menen, dat dit iets met Calvinisme te maken heeft of dat dit zelfs kenmerkend is voor Calvinisme. Maar mij intrigeert iets anders en dat heeft te maken met mijn eigen biografie, maar evengoed met vele andere verhalen van mensen, die ik sprak en die in een vergelijkbaar geestelijk klimaat als ik groot werden. Mij gaat het in feite om de eerste zin, waarmee het fragment uit de lezing van Van der Graaf hierboven opent: ’De grote kwestie is echter de vraag hoe mensen met God verzoend worden’. Vervolgens spreekt hij over een eenzijdig Godsbeeld en over een fatalistische verkiezingsleer. Maar daarmee schuift hij naar mijn mening de kwestie weer te ver weg. Vervolgens: ’De enige echte ontmoeting en verzoening met God is dan (curs. W.D) gelegen in een krachtdadige, op het moment af aan te wijzen omkering of bekering’. Ik zou dat woordje ‘dan’ weglaten.

Ik ben namelijk zelf opgegroeid in de bevindelijk gereformeerde traditie, waarin als leermeesters gezien werden: Ds. G. Boer, Ds. J. van Sliedregt en ds. L. Vroegindeweij. Daar was geen sprake van een eenzijdig Godsbeeld van alleen maar een toornende God en ook zeker niet van een fatalistische verkiezingsleer. Maar het punt waar het om ging was wel: er moet wat met een mens gebeuren. Hij moet overgeplant worden van de eerste Adam in de tweede Adam. Hij moet, precies zoals Jan het zelf zegt: ‘met God verzoend worden’. Steeds werd gewaarschuwd voor de leer van de algemene verzoening, waar men feitelijk heel de rest van de kerk van verdacht tot en met de Confessionelen en de leerlingen van J.G. Woelderink. Deze laatsten wezen wel, zo zei men, op de noodzaak van geloof en bekering, maar wat die bekering dan inhield, dat hoorde je niet. Dat een mens van dood levend gemaakt moest worden, dat werd niet echt gezegd. Veel te veel gingen deze laatsten ervan uit, dat we al met God verzoend waren en dat we dat alleen nog maar hoefden te geloven. Men begon bij Abraham, bij het verbond, in plaats van bij de breuk in het paradijs, bij Adam.

Vloeiende grenzen
Het zou me geen moeite kosten in dit jargon bladzijden door te gaan, want ik heb van kinds af aan alle stukken van ds. L. Vroegindeweij in het Gereformeerd Weekblad gelezen en alle discussies over de verbondstheologie van Woelderink gevolgd. Maar voor mijn gevoel komt het allemaal op één ding neer: er moet iets met een mens gebeuren. En denk vooral niet dat dit een kleinigheid is. Leerlingen van Woelderink stelden: er hoeft maar één ding te gebeuren en dat is dat we gaan geloven dat het eigenlijke gebeurd is! Dat de verzoening geschied is op Golgotha. In deze kring werd dan ook graag Kohlbrugge geciteerd: ‘Op Golgotha ben ik bekeerd’. Maar de bevindelijk gereformeerden vonden dit een gevaarlijke uitspraak. Niet van Kohlbrugge, want die had het volgens hen veel bevindelijker bedoeld dan zoals het nu werd opgevat, maar wel van degenen die hem citeerden.
Ik heb zelf altijd geprobeerd beide partijen te begrijpen. Dat kwam omdat ik sowieso altijd uit ben op consensus, maar ook omdat ik respect had voor veel gelovigen, onder wie mijn vader, die een diepe religieuze ervaring gehad hadden van hun verdoemelijkheid voor God en hun vrijspraak in het gericht, omdat Christus tussenbeide trad.  Ik acht deze ervaring van de rechtvaardiging van de goddeloze een heel wat meer bijbelse ervaring dan de ervaring die door Siebelink wordt beschreven. Maar het is wel een ervaring. En hoezeer deze ervaring ook christocentrisch was, het ging niet alleen om Christus, het ging ook om de ervaring, want anderen, die het ook over Christus hadden als hun Zaligmaker werden gewantrouwd, omdat ze nooit geleerd hadden, dat het eerst ‘een afgesneden zaak’ moest worden met een mens.
Wat wil ik nu met dit alles zeggen? In de eerste plaats: ondanks alle karikaturen heb ik het boek van Siebelink toch heel dichtbij mijn emoties voelen komen. Toen ik me af ging vragen hoe dat kwam, kwam ik bij het bovenstaande uit. Hoe oneindig veel gezonder het geestelijk klimaat ook was, dat ik hierboven tekende, ik heb altijd de druk gevoeld, dat er iets bijzonders met je moest gebeuren en ook dat de mensen met wie iets bijzonders gebeurd was, zich verwijderden van het overgrote deel van de andere kerkleden. Vervolgens dat de grenzen vloeiend werden naar ziekelijke belevingen toe. In de praktijk was er helaas vaak een vloeiende overgang van degenen die de rechtvaardigmaking op een bepaalde manier hadden beleefd in de richting van hen, die in ziekelijk mystiek vaarwater zaten.
In de tweede plaats. Vandaag zijn we terecht gekomen in een klimaat, waarin het alles beleving is wat de klok slaat. Ook en zeker op religieus gebied. Het zal een van de oorzaken zijn van het succes van Siebelink. Daarom voel ik nu meer dan dertig jaar geleden behoefte afstand te nemen van heel de religieuze belevingscultuur, inclusief die van de bevindelijk gereformeerde traditie. Hoeveel respect ik ook heb voor de personen om wie het gaat en hun goede bedoelingen erken, we moeten terug naar de kern van de reformatie: het geloof is niet meer dan de lege hand. Precies zoals jij je artikel eindigt, Jan. Ik wil me helemaal niet afzetten tegen de belevingscultuur. Maar ik wil juist nu zeggen: het is zo ongelooflijk indrukwekkend, dat het allerbelangrijkste wat er te zeggen valt geheel en al aan onze beleving is vooraf gegaan. Het is geschied en het zal geschieden. Houd nu alstublieft op met onrustig  zoeken. Jan Siebelink voorop. Alstublieft Jan Siebelink en alle anderen, die door hem geboeid zijn, stop ermee.

Antwoord Jan van der Graaf
In mijn reactie op Wim Dekker wil ik het ook maar enigszins biografisch doen. Mijn ervaring met de hervormd gereformeerde prediking is kennelijk toch een andere dan de zijne. Als kind zat ik in Ridderkerk, behalve naar de prachtige kroonlampen, diep verwonderd te kijken naar die mannen op de kansel. Ik dronk hun woorden in. Er kwam echter een intermezzo: enkele jaren onder de prediking in andere kerkelijke contreien, waarheen mijn ouders waren overgegaan. Daar ‘moest’ iets gebeuren. Daar hoorde ik hoe ‘het’ moest gebeuren, maar het gebeurde zelden. Ongeveer tien avondmaalgangers in een grote gemeente; that was it. Onder de preken vroeg ik me vaak af waar ik het zoeken moest: in het Woord of bij de ervaring van ‘Gods volk’. Soms werd in de gemeentetheologie de ‘vaste spijs’ van de ervaring van dat volk geprefereerd boven de ‘melk’ van het Woord. Overigens realiseer ik me dat generalisering hier vertekening inhoudt; miskenning ook van predikanten en vrienden – toen en later – aan wie ik met waardering terugdenk.
Toen kwam ik in Ridderkerk onder de preken van ds. R. Bartlema. De Schrift ging open, de belijdenis der kerk, van de kerk der eeuwen viel open, de gloed van geestelijk leven straalde er doorheen. Die prediking heeft iets, veel met me gedaan, me op een weg gezet, heeft bevrijdend gewerkt. Het geestelijke leven stond onder de toets van het Woord. Het lag niet in een systeem, was geen geobjectiveerde bevindelijkheid en stond niet onder de noodzakelijke keur van ‘Gods volk’.
Er was in de prediking ook weldadige verscheidenheid, binnen de grenzen van de Schrift en het gereformeerd belijden. Als het erop aan kwam vooral Christocentrisch. Maar ook pneumatologisch. Want de Geest die het uit Christus neemt en aan mensen het heil schenkt is er ook nog! 
Na Bartlema volgden anderen die mijn weg bepaalden. Ds. L. Blok bijvoorbeeld, die  doperse uitwassen in bevindelijke kring, waaronder een flank in de eigen kring bestreed, tot op zekere hoogte (!) in navolging van Woelderink. Maar de noodzaak van bekering binnen het Verbond bleef overeind. Daarbij bleef hij ‘bevindelijk’.

Concreet
Wim noemt als ‘leermeesters’ in hervormd gereformeerde kring de predikanten J. van Sliedregt, G. Boer en L. Vroegindeweij. Hij had er nog bij kunnen noemen W. L. Tukker en L. Kievit. Vijf mannen met verschillende accenten en nochtans één. Ze gaven geen voet aan valse lijdelijkheid. Ze vormden een vijftal, dat ook aan een generatie studenten uit de smalle gereformeerde gezinte leiding heeft gegeven met betrekking tot de rijkdom van het Verbond, gelegen in de Middelaar van het Verbond.
De predikanten Vroegindeweij en Tukker, hoewel zeer verschillend in hun prediking, waren elkaar nochtans zeer verwant. Ze hebben elkaar voor de laatste keer ontmoet na een dienst in Delft, waar Tukker had gepreekt,  kort voor het overlijden van Vroegindeweij.  Vroegindeweij zei: ‘zoals jij Christus preekt heb ik het nooit gekund’. Het antwoord van Tukker was: ‘Zoals jij de mens in zijn schuld wist te ontmaskeren heb ik het nooit gekund’. Preken van beiden hebben geestelijke indruk gemaakt op velen, ook op mij. Van een knellende band was geen sprake.
Wel is er in hervormd gereformeerde kring enige tijd sprake geweest van verschillen in benadering van de rechtvaardiging. Grosso modo werd de rechtvaardiging door het geloof gepreekt. Bij  I. Kievit werd een bepaalde beleving ervan benadrukt, al zegt W. Balke dat Kievit op dit punt verkeerd is verstaan. Ging hij namelijk ‘hoog’, dan ging hij hoog in Christus, zei L. Kievit steevast. Vervulling met de Geest was voor hem ‘klein Pinksteren’. Ds. Van Sliedregt heeft hier op zijn wijze I Kievit willen volgen. Maar ooit beleed hij in Huizen tijdens een doordeweekse bijbellezing dat hij de ruif in de tijd toen hij er predikant was te hoog had gehangen. G. Boer had een geheel eigen stijl. Met dankbaarheid zat ik onder zijn prediking. Bij hem ‘moest’ niets gebeuren, maar hij preekte zo machtig, direct en onvoorwaardelijk, zo Woordgebonden, Christocentrisch en Geestdoorademd – Verzoening door het Kruis,  het heil buiten ons! -- dat er onder de prediking wel iets móést gebeuren en ook metterdaad gebeurde. Zondag 24: ‘De Heilige Geest, samen met de Vader en de Zoon eeuwig God, maar ook mij gegeven’; ‘Hij voor mij daar ik anders de eeuwige dood zou moeten sterven’ (bij het avondmaal). Onweerstaanbaar! L. Kievit was de meest creatieve en fijnzinnige, (goed verstaan) ook de meest ‘moderne’, maar net als de andere vier in mijn beleving gestempeld door dezelfde verkwikkende ‘bevindelijke’ tonen.
Kortom, Siebelinks ervaringswereld? Verre van dat.

Vraag
Een slotvraag aan Wim. ‘Op Golgotha bekeerd?’ En dus maar geen beleving van zonde en genade meer? Maar de werking van de Geest dan? Dat is toch ook binnenwerk? Dat mogen we toch niet prijs geven? Dan rest de kille rationaliteit, waar mensen niet meer warm of koud van worden. Daar hebben we ook in hervormd gereformeerde kring al te veel van. Niet zonder reden schreef ik ooit een boekje onder de titel Gebeurt er nog iets? Ik zou mijn eigen biografie tekort doen wanneer ik die vraag ontkennend zou beantwoorden. Het grendeltje wordt toch hoe dan ook van binnen weggeschoven!?